Skip to main content

In 2015 opende op het Burgemeester Meineszplein in Rotterdam-West een koffietent wiens naam bij veel buurtbewoners een lach op het gezicht toverde: Heilige Boontjes. Bij Heilige Boontjes werken ‘ex-boeven’, of ‘Rotterdammers met een randje’, aldus oprichters Rodney en Marco. ‘Bij Heilige Boontjes re-integreren we jongeren op een duurzame manier. Hier krijgen ze de kans om hun kwetsbaarheid om te zetten in kracht, en hun leven weer inhoud en zin te geven.’ Al een jaar later openden re-integratiedeskundige Rodney en agent en pedagoog Marco een nieuwe, grotere vestiging aan het Eendrachtsplein. Met Heilige Boontjes hielpen ze al zo’n 120 kwetsbare jongeren hun leven weer op de rit te krijgen.

Oud politiebureau

De vestiging van Heilige Boontjes is bijzonder symbolisch: het oude politiebureau aan het Eendrachtsplein. Het pand stamt uit 1863 en is een indrukwekkende verschijning aan een van de beroemdste en drukste pleinen van Rotterdam. Zeker nu er een gouden aureool van geel neonlicht boven de deur hangt – een knipoog naar de heiligheid van de boontjes die binnen druk aan het werk zijn. Bij binnenkomst word je dan ook hartelijk begroet door iemand die je een plek wijst, en klinkt er druk geroezemoes en geluid van stomende koffiemachines en grillende pannen.

Rotterdammers met een randje

Achter een van die pannen staat de 36-jarige D. Hij is zo’n ‘Rotterdammer met een randje’ waar Marco en Rodney het over hebben en voor wie zij Heilige Boontjes zijn begonnen. D. is hard aan het werk, maar hij maakt graag wat tijd vrij om zijn levensverhaal uit de doeken te doen. Eenmaal in de personeelsruimte, waar collega’s tijdens het gesprek langswippen voor een broodje of een bakje koffie, begint D. te praten.

Heftige jeugd

D. kwam op zijn zesde naar Nederland met zijn vader, die hem bij een vrouw onderbracht met wie D. het niet goed kon vinden. Sterker nog, zijn verblijf bij die vrouw liep zelfs uit op mishandeling. ‘Dat was een hele heftige tijd, ook omdat ik geen Nederlands sprak en niemand kende hier.’ Daarom werd D. op zijn achtste uit huis geplaatst en kwam hij in een kindertehuis in Brabant terecht. ‘Dat was een fijne tijd, daar heb ik van alles geleerd; de Nederlandse taal, maar ook hoe je met elkaar omgaat.’

Leven in de grote stad

Uiteindelijk zou D. zo’n tien jaar in tehuizen wonen door heel het land. De laatste waar hij woonde was in Den Haag. Daar leerde hij de positieve maar ook de negatieve kanten van een grote stad kennen. Veel mensen om zich heen, veel verleidingen en veel groepsdruk. En dat doet iets met een jongen van een jaar of zeventien. ‘Ik was naïef, beïnvloedbaar en snel in te pakken. De jongens met wie ik omging waren bovendien stoere gasten met veel geld in de zakken, en dat was verleidelijk voor iemand die van niets komt, zoals ik.’

Bolletjesslikker

Toen D. achttien was vloog hij voor het eerst met bolletjes in zijn lijf naar Curaçao. Hij kreeg er voor een jonge jongen flink voor betaald, maar kwam er al snel achter dat het eigenlijk heel weinig is in vergelijking met het risico dat hij liep. Toch vloog hij nog een paar keer heen en weer, totdat hij werd opgepakt en voor een paar maanden de gevangenis in moest. ‘Dan kom je weer vrij en ken je niks anders dan drugssmokkelen. Kan je ook niet anders. Je bent gewend aan een bepaald leven, dus je valt snel terug.’ Uiteindelijk heeft hij vanwege verschillende keren drugssmokkelen meerdere jaren vastgezeten in Suriname, Nederland, Frankrijk en Portugal. ‘Suriname was heel heftig. Dat lijkt in niets op een Nederlandse gevangenis. Je zit daar met vijftig man in een cel, en je moet de baas van de cel betalen als je wil slapen of naar de wc wil. Ik ben daar toen neergestoken en in elkaar geslagen. Echt een verschrikkelijke tijd.’

Steuntje in de rug

Wat D. uiteindelijk heeft geholpen is een helpende hand. ‘Een steuntje in de rug van iemand die in me geloofde. En die steun vond ik bij Heilige Boontjes. De mensen hier wilden me echt helpen. Het was niet niks, maar ik heb hard gewerkt. Eerst als deelnemer, via de reclassering. Dan kijkt de organisatie wat je kan, en regelen ze vaak na een jaar werk voor je op een andere plek. Maar ze zijn zo tevreden met me dat ik hier mag blijven. Daar ben ik echt trots op! Nu wil ik op mijn beurt jongeren helpen. Omdat ik weet hoe je van het pad af kan gaan, maar ook hoe je er weer terug op komt. Ik wil voor jongeren met eenzelfde achtergrond als ik dat steuntje in de rug zijn. Het steuntje dat ik in die tijd niet heb gehad.’