Skip to main content

Guilherme Da Graca groeide in Rotterdam-Zuid, in de Peperclip welteverstaan. Ooit het grootste sociale wooncomplex van Nederland en, als we de radiomakers van het VPRO-programma Onvoltooid Verleden Tijd (OVT) mogen geloven, tevens ‘een modern getto vol criminaliteit, vandalisme, ellende en overlast.’

Niettemin beleefde Guilherme een prettige jeugd in ‘De Klip’. In het gareel gehouden door een broer en zus, zijn rotsvaste rolmodellen, richtte Guilherme zijn pijlen op De Kuip. Daar wilde hij ooit voetballen, in het rood en wit.

Ondanks zijn prachtige voetballersnaam debuteerde Guilherme Da Graca nooit in Feyenoord 1. Wel werd hij aanvoerder van een ander team. Stichting Jongerenwerk op Zuid (JOZ), om precies te zijn. Daar werkte hij zich op tot adjunct-directeur en geeft hij leiding aan jongerenwerkers die jeugdoverlast helpen voorkomen en er op toezien dat jongeren niet afglijden richting de criminaliteit. In die hoedanigheid draagt hij zijn steentje bij aan Geweldig Rotterdam, de campagne om wapenbezit- en gebruik onder Rotterdamse jongeren terug te dringen. Wij spraken met Guilherme over zijn werk bij JOZ en zijn visie op geweld onder Rotterdamse jongeren.

Laten we beginnen bij de kern van het probleem. Het messengeweld onder Rotterdamse jongeren lijkt de afgelopen jaren te zijn toegenomen, maar is dat ook zo?

“Er zijn de afgelopen jaren inderdaad veel steekincidenten geweest, maar onlangs is er een jongen van 20 jaar doodgeschoten in Rotterdam-Zuid. Daar kwam geen mes bij aan te pas.

Oftewel, elk wapen in een hand van een jongere is er een teveel. Het is mij om het even dit nu een mes, pistool of ander wapen is. Daarbij focust JOZ zich liever op de oorzaken die ten grondslag liggen aan dit soort geweld. Denk hierbij aan sociale omstandigheden, zoals problemen in de thuissituatie, maar ook aan fysieke of mentale beperkingen. Dit soort achterliggende oorzaken zijn van alle tijden, maar manifesteren zich in elke generatie op een andere manier.”

Waarom dragen jongeren überhaupt wapens?

“Er zijn jongeren, kinderen zelfs, die denken dat ze een mes bij zich horen te dragen. Anderen doen het omdat het hen een gevoel van veiligheid geeft. Wat ik het meest zorgelijk vind, is dat sommige jongeren denken dat ze conflicten alleen maar met geweld op kunnen lossen. Ze ontberen de coping skills om geschillen op een redelijke manier op te beslechten. Het is aan ons om hen daarmee te helpen.”

Er is een discussie over drill rap in relatie tot deze incidenten. Hoe sta jij hierin?

“In de jaren 90 identificeerden jongeren zich met gangsterrappers als Tupac en NWA, wat destijds ook de nodige commotie veroorzaakte. Maar jongeren die in een stabiele thuissituatie opgroeien, laten zich echt niet van de wijs brengen door gewelddadige muziekteksten. Dat was toen niet zo en dat is nu nog steeds niet zo. En jongeren die wel gevoelig voor dergelijke muziek zijn, zijn ook gevoelig voor foute vrienden of andere negatieve invloeden. Daarom is het ook zo belangrijk jongeren zich aan realistische rolmodellen kunnen optrekken die als natuurlijke tegenwichten dienen tegen negatieve invloeden. Wat voor invloeden dat ook mogen zijn.”

Realistische rolmodellen? Wat bedoel je daarmee?

“Niet iedereen heeft de baltechniek van Robin van Persie en niet iedereen kan rappen zoals Winne rapt. Begrijp me niet verkeerd, Van Persie en Winne zijn zeker goede rolmodellen, maar hun talenten zijn nu eenmaal voor weinig jongeren weggelegd. Ik heb het over rolmodellen als leraren, ondernemers, politieagenten en ga zo maar door. Mensen die midden in de samenleving staan en iets bereikt hebben wat die jongeren redelijkerwijs ook kunnen bereiken. Het is van groot belang om hen met dit soort rolmodellen in contact te brengen. Daarmee schep je realistische perspectieven.”

De criminoloog Robby Roks vertelde ons onlangs hoe het gebruik van social media conflicten tussen jongeren doet escaleren. Hoe gaan jullie daar mee om?

“Waar de jeugd zich ophoudt daar houden wij ons ook op. Dit betekent dat social media een wezenlijk onderdeel van ons werk is geworden. Jongerenwerkers zijn dus niet meer alleen actief op scholen en op straat, maar ook online.  Enerzijds vergroot dit ons bereik en anderzijds verbreedt het onze signaleercapaciteiten. En daar boeken wij tastbare resultaten mee.”

Tastbare resultaten? Heb je daar voorbeelden van?

“Jazeker. Een van onze medewerkers signaleerde onlangs een conflict tussen twee meisjes op social media. Dit conflict liep dusdanig uit de hand dat er dreiging van geweld ontstond. Omdat onze medewerker een van de meisjes herkende, konden wij direct ingrijpen. Daarmee werd een in potentie levensbedreigende situatie de kop in gedrukt. Dus ja, social media kan ruzies eerder doen escaleren, maar het geeft ons handvaten om meer jongeren te bereiken en conflicten eerder te signaleren.”

JOZ is niet enige partij die zich met de bestrijding van geweld onder jongeren bezighoudt, maar onderdeel van een bredere aanpak om deze problematiek het hoofd te bieden. Hoe verloopt de samenwerking met andere stakeholders?

“Toen ik 12 jaar geleden met dit werk begon, was de verhouding tussen jongerenwerkers en de politie nogal gespannen. Het waren twee eilanden die elkaar niet echt vertrouwden. Dat is tegenwoordig heel anders. De lijnen tussen jongerenwerkers en politieagenten zijn veel korter geworden. En dit geldt ook voor de contacten met andere stakeholders. Zo zijn wij laatst met een groep van 19 jongeren, onder de vlag van Geweldig Rotterdam, bij buurthuis De Arend in Feijenoord in gesprek gegaan met burgemeester Aboutaleb. Wat volgde was een uitvoerig en constructief gesprek waarin we gezamenlijk op zoek gingen naar de kern van het probleem. Een dergelijke bijeenkomst was vroeger ondenkbaar geweest. Dat dit nu wel mogelijk is, duidt op een sterke betrokkenheid van het stadsbestuur. Dat is belangrijk. Als jongerenwerkers staan wij vooraan in de strijd tegen messengeweld. Maar wij kunnen het niet alleen.”